“In de praktijk is rond het thema meten van aardingssystemen een aantal verbeteringen mogelijk”, stelt Kees Compaan*, manager sales en services bij KWx Meetinstrumenten. “Een eerste aspect is het meten zelf. Dat wordt nog wel eens achterwege gelaten. Ik vermoed dat het zelfs eerder niet dan wel gebeurt. Waarom? Mogelijk zit het abstractieniveau van zo’n kale meetwaarde het uitvoeren van de meting in de weg. Meten is eigenlijk niet zo moeilijk, de waardes interpreteren, daar zit vaak het probleem.”
*Inmiddels werk Kees Compaan bij Fortona.
TN- versus TT-stelsel
Nederland heeft twee verschillende aardingsstelsels: het TN-stelsel en het TT-stelsel. Bij een TT-stelsel wordt zowel vanuit de transformatorzijde als vanuit de installatie een verbinding met de aarde gemaakt. De nulleider van de transformator wordt geaard. De aarde wordt aan de verbruikerszijde verbonden met de PE-leiding. Bij een TN-stelsel is er een directe verbinding tussen een punt van de voedingsbron en de aarde. De metalen delen van de installatie zijn met beschermingsleidingen met dit geaarde punt van de voedingsbron verbonden. Bij een fout loopt de aardfoutstroom alleen via de leidingen.
Aardingsstelsels zijn op een andere manier opgebouwd
“De stelsels zijn op een andere manier opgebouwd. Dit betekent dat ook de meetprincipes en de uitkomsten hiervan anders zijn. Als installateur of inspecteur zul je de waardes afhankelijk van het gebruikte stelsel anders moeten interpreteren. Daar gaat het nogal eens fout”, zegt Compaan.
TN-stelsel
“Neem het TN-stelsel. Hier meet je tussen fase en nul en tussen fase en aarde eigenlijk in principe met dezelfde meetmethodiek. De meetmethodes zijn gelijk, alleen de aansluitingen zijn anders. Je gaat vanaf de fase met een meetstroom door de nul heen helemaal terug naar het transformatorhuisje en via de faseleiding ga je weer terug. Dat is het meetcircuit dat je gebruikt bij weerstandfase nul (Zi). Het enige verschil is dat bij de weerstandfase aarde (Zs) of het aardcircuit, je de meetstroom vanaf de fase door de aarde heen laat lopen. Bij het uitvoeren van de meting moet je daarom als installateur of inspecteur verwachten dat de meetwaardes nagenoeg gelijk zijn. Er mag geen groot verschil zitten tussen de twee waardes.”
Meten vanaf het fundament van de installatie
Belangrijk is daarbij om te meten vanaf het fundament van de installatie, bij de punt van overdracht van het energiebedrijf waar de kilowattuurmeter zit. “Je begint te meten vanaf de verdeelinrichting, zodat je ook meteen ziet met welk stelsel je te maken hebt. Vervolgens meet je op de gekozen inspectiepunten en controleer je wat het verschil is tussen de binnenkomende Zi en Zs enerzijds en de Zs en Zi op de betreffende inspectiepunten.”
TT-stelsel
In een TT-stelsel zal de Zi (fase nul) waarschijnlijk lager zijn dan de weerstandsmetingwaarde aarde (Zs) omdat je door de aardpen heen moet meten. “Doordat in dat circuit een aardpen zit, is het mogelijk dat er een hogere aardweerstand is. Volgens de NEN 1010 is dit geen probleem aangezien volgens de norm de maximale aardverspreidingsweerstand 166Ω mag zijn.”
Met welk stelsel heb je te maken?
Je moet je dan wel bewust zijn met welk stelsel je te maken hebt. Compaan: “Een fout die je zou kunnen maken, is dat je bij de inspectie van een ruimte in een gebouw een waarde van 80Ω meet en deze als acceptabel acht omdat je een TT-stelsel veronderstelt. Echter, als je te maken hebt met een TN-stelsel dan duidt deze waarde op een fout in de installatie.”
Kees Compaan geeft meer tips op het gebied van aarding in de artikelen:
Gerelateerde artikelen over aarding: